13 dec. 2016
Treinongeval Dalfsen door inschattingsfout hoveniers
Het hoveniersbedrijf dat betrokken was bij het dodelijk treinongeval in Dalfsen op 23 februari heeft de risico’s van de oversteek van een bewaakte overweg met een rupsbandhoogwerker niet accuraat ingeschat.
Dat stelt de Onderzoeksraad voor Veiligheid in het rapport over het ongeval dat dinsdag verscheen. De raad pleit daarin onder meer voor alarmering die machinisten waarschuwt voor objecten op overwegen.
ProRail zegt in een reactie dat het bedrijf de aanbevelingen op het gebied van informatieuitwisseling en de inzet van technische hulpmiddelen ,,omarmt''. ProRail stelt dat de spoorbeheerder liefst helemaal geen overwegen meer wil of in elk geval beveiligde overwegen.
Bij het ongeval in Dalfsen kwam een 49-jarige treinmachinist uit Kampen om het leven en raakten twee van de zes inzittenden (vijf reizigers en conducteur) gewond. De trein ontspoorde en kantelde. Het treinverkeer tussen Dalfsen en Ommen lag dagenlang stil.
De bestuurder van de hoogwerker, een man uit Zwolle, raakte licht gewond. Hij is kort voor de botsing uit het werkbakje van de hoogwerker gesprongen, nadat hij de machinist nog met zwaaiende armgebaren had geprobeerd te waarschuwen.
Het hoveniersbedrijf had de hoogwerker gehuurd om een boom om te zagen vlakbij het spoor. Omdat de dieplader die nodig is voor het vervoer van de hoogwerkers het terrein niet kon bereiken, is de hoogwerker er door een medewerker van het hoveniersbedrijf naartoe gereden. Daarbij moest hij het spoor oversteken. De hoogwerker haalt een maximumsnelheid van één kilometer per uur.
Toen de hoogwerker na afronding van het werk, een dag later, moest worden teruggereden naar de dieplader, ging het mis. De hoveniers dachten genoeg tijd te hebben voor de oversteek, maar in plaats van de veronderstelde tien minuten kwam de trein die ochtend (in de spits) al na zes minuten.
,,De risico’s zijn niet accuraat ingeschat", concludeert de onderzoeksraad. ,,De hoveniers hebben zich niet gerealiseerd dat de overweg tot acht keer per uur met een snelheid van 140 kilometer per uur wordt gepasseerd. Daarbij speelt de rustieke uitstraling van de spoorlijn mee”, meent de raad.
De machinist kreeg pas laat zicht op de hoogwerker door ,,een onoverzichtelijke boog’’ in het tracé. De afstand was te kort om nog goed te kunnen afremmen. Drie seconden voor de botsing heeft hij nog zo hard geremd dat de trein geen 140, maar 130 kilometer per uur reed. De hoge snelheid en de massa van de hoogwerker hebben tot de grote impact geleid. De cabine en hoogwerker zijn volledig vernield.
De cabine van de trein (merk Stadler) had lasgebreken, maar ook zonder gebreken zou de cabine zijn bezweken, volgens de onderzoeksraad. Drie maanden voor het ongeluk in Dalfsen heeft de fabrikant naar buiten gebracht dat de crashconstructie bij 88 van de 220 treinen niet juist was gelast. De trein in Dalfsen was één van die 88 treinen.
De raad stelt dat de trein voldeed aan de eisen, maar bepleit een aanscherping van de eisen aan de botsveiligheid.
Verder vindt de raad dat brancheorganisaties moeten zorgen dat bedrijven die met bijzondere voertuigen als hoogwerkers en grondverzetsmachines werken, zich bewust zijn van de risico’s bij het oversteken van overwegen.
Spoorbeheerder ProRail moet bij voorkeur bij overwegen zelf duidelijk maken in welke situaties er contact met hen moet worden opgenomen. Het hoveniersbedrijf had niet naar de treinenloop geïnformeerd, maar als het bedrijf dat wel had gedaan, zou dat niet hebben geholpen, stelt de raad. ProRail zou alleen hebben afgeraden over te steken, volgens de raad. ProRail is niet ingericht overweggebruikers ,,op ad-hoc-basis’’ te bedienen. Zo’n procedure zou er wel moeten komen, vindt de raad.
Het aantal ongelukken op overwegen is de afgelopen tientallen jaren teruggedrongen. De laatste jaren stagneert de afname, volgens de onderzoeksraad. Per jaar vallen er tien tot vijftien dodelijke slachtoffers, staat in het rapport. In 2016 waren dat er vier, volgens ProRail.