25 nov. 2015
Gatenkaas na 80 jaar zoutwinning in Hengelo
AkzoNobel wil zwakke zoutcavernes vullen met onder meer vliegas. Het verzet groeit: ,,Onze bodem is geen afvalbak.’’
Hengelo. Tobias Pinkse, werknemer van AkzoNobel, staat op, loopt naar de deur van zijn kantoor en drukt de klink naar beneden - de deur zwaait vanzelf open. ,,Zie je, het gebouw hangt een beetje scheef.’’
De grond in de omgeving van de zoutfabriek van AkzoNobel in Hengelo is in de loop der tijd twee meter gezakt. De komende jaren komen daar nog eens vijftig centimeter bij, volgens Pinkse, manager van de mijnbouwafdeling. ,,De tanks op het terrein moeten we één keer in de zoveel tijd opkrikken en weer waterpas zetten.’’ Hij kijkt er niet van op: ,,Bij elke vorm van mijnbouw haal je iets weg uit de ondergrond en dat vertaalt zich altijd in bodemdaling.’’
De bodem tussen Enschede en Hengelo is ‘een gatenkaas’, zoals bewoner Vic van Dijk het zegt. Tachtig jaar lang is hier zout gewonnen. Her en der staan ‘zouthuisjes’ in de weilanden, tussen de bomen. Honderden. Onder elk huisje, opgetrokken uit hout met een golfplaten puntdak, zit een boorgat met ‘afsluiters’, zeg maar kranen. Hier ging water de grond in en kwam er pekel uit.
De ‘gatenkaas’ blijkt zwakke plekken te hebben. Zeer zwakke plekken. Als er niet wordt ingegrepen dan zullen 62 oude zoutholtes (cavernes) ooit instorten, voorziet AkzoNobel. Bij veertig van die 62 holtes ontstaan dan sink holes (zinkgaten) of ‘kommen’ in het landschap, mogelijk met een diameter van tien meter tot 110 meter en een diepte van 3 tot 23 meter.
Bij het instorten van 22 van die 62 cavernes zijn de gevolgen desastreus; deze holtes liggen bij of onder de A35, hoogspanningsmasten, (internationale) gaspijpleidingen, woningen, bedrijven en afvalverwerker Twence. Die infrastructuur zal verzakken of erger, in de bodem verdwijnen. De afdichtingslaag onder het stortafval bij Twence zou kunnen scheuren - een bedreiging voor het grondwater. AkzoNobel heeft ,,in dat geval mogelijk een heel, heel groot probleem’’, beseft Pinkse.
Vandaar dat hard wordt gewerkt aan een oplossing. AkzoNobel en ‘buurman’ Twence willen nu bij wijze van proef drie van de 22 cavernes (zo groot als het stadion van FC Twente op vierhonderd meter diepte) vullen met onder meer vliegas, ketelas en rookgasreinigingszouten uit afvalverbrandingsovens van onder meer Twence, en een soort vliegas uit de cementindustrie. De substantie gaat er vloeibaar in, hardt uit en maakt zo de cavernes stabiel, is de gedachte. Deze methode wordt ook al in Duitsland toegepast, maar dan in een ander soort zoutholte.
De proef stuit op weerstand. Onlangs (9 november) zijn SP, GroenLinks en Partij voor de Dieren de onlinepetitie ‘Geen afval in Twentse bodem’ begonnen. ,,Onze bodem is geen afvalbak’’, stellen zij. De petitie is al honderden keren ondertekend.
De Stichting Huize Aarde van echtpaar Uijtewaal uit Enschede maakt zich al jaren zorgen. In vliegas zitten toxische stoffen: koper, zink, cadmium, lood, PAK’s, PCB’s en dioxines. ,,Genoeg venijn om de ontwikkeling van de (ongeboren) mens te verstoren’’, zegt bioloog Alfons Uijtewaal. Hij wil de proef geen proef noemen. ,,Want je kunt het er nooit meer uithalen.’’ Bezorgd is hij ook de ,,abominabele kennis’’ bij ambtenaren - ze gaan uit van de deskundigheid van de bedrijven. ,,Ik lees hun antwoorden. Vol fouten.’’
Biochemicus en emeritus hoogleraar milieukunde Lucas Reijnders vindt gebruik van vliegas uit afvalovens een slecht idee. Zware metalen breken niet af, stelt hij. ,,Er kan redelijkerwijs niet van worden uitgegaan dat opberging ‘voor eeuwig’ kan worden gegarandeerd. De toepassing is eerder een methode om kosten voor vulmateriaal te reduceren. Er zijn methoden om vliegas te ontgiften, maar die maken het gebruik van vliegas duurder.’’
Uijtewaal stelt dat de aangedragen oplossing big business is voor Twence en AkzoNobel. AkzoNobel zou volgens zijn berekeningen tot wel 20 miljoen euro per caverne kunnen ontvangen voor de verwerking van vliegas, Twence bespaart op de stort- en transportkosten.
Vliegas die nu overblijft na verbranding, wordt afgevoerd naar voormalige Oost-Duitse zoutmijnen of de Maasvlakte. Volgens AkzoNobel speelt het bedrijf in de proefperiode hooguit financieel quitte.
Voorzitter Bart Overbeek van de Vereniging Behoud Twekkelo, waar veel cavernes liggen, ziet het zo: ,,Onverantwoorde winning wordt nu opgelost met een verdienmodel en alle risico’s zijn voor de samenleving.’’
Op de vraag waarom er eigenlijk giftig vliegas in de cavernes moet, antwoordt Pinkse: ,,Liever stop ik dat er ook niet in. Als u een andere stof kunt aanraden die economisch, ecologisch en maatschappelijk verantwoord is, dan graag. Die is nog niet gevonden. Baggerslib, eierschalen, van alles hebben we al bekeken.’’
Ook zand met cement. Pinkse: ,,Maar zand moet ergens worden afgegraven en getransporteerd en cement maken kost ook energie, geld, transportkosten.’’ En het mag niet té duur worden, blijkt. ,,Het moet haalbaar zijn’’, zegt de manager. ,,Als je iets doet dat meer kost dan de zoutwinning oplevert, dan gaat dat niet werken.’’
Op dit moment worden cavernes gevuld met kalkslurry, een restant van de eigen zoutwinning. Maar als daarmee 22 holtes moeten worden gestabiliseerd, dan is AkzoNobel daar pas over 150 jaar mee klaar, volgens Pinkse. ,,En we kunnen niet garanderen dat we hier nog 150 jaar zout winnen en ook niet of dat al die tijd slurry oplevert.’’
Vic van Dijk, behalve bewoner ook D66-raadslid in Enschede en chemisch technoloog, ,,snapt dat Akzo en Twence met dit voorstel komen; je stabiliseert cavernes en je komt van je afval af. Maar de oplossing binnen hún kaders hoeft niet per se de beste te zijn voor de maatschappij.’’ D66 wil alternatieven zien.
Binnenkort moet de gemeenteraad in Enschede beslissen of ze het bestemmingsplan zo wijzigt dat op het terrein van Twence - de afvalverwerker is grotendeels in handen van de Twentse gemeenten -,,een soort betonfabriekje’’ kan worden gebouwd om de gevaarlijke bestanddelen te mengen.
Pinkse laat een potje ‘slurry’ zien: een proefmonster uit 2012. De substantie ging er toen als vloeistof in, maar is nu hard. ,,Kijk maar’’, zegt hij, terwijl hij het deksel er vanaf schroeft. Er vallen kruimels uit, op een plattegrond die hij heeft uitgevouwen op zijn werktafel. ,,Ja, ja vliegas is op zichzelf gevaarlijk afval, maar op het moment dat die in zo’n substantie zit, niet meer’’, stelt hij gerust.
Even later, als hij de dop weer op de plastic pot heeft gedraaid, schudt hij de verkruimelde slurry van de plattegrond af, de prullenbak in. ,,Ik zeg, gooi het niet in je achtertuin, maar je kunt het wel diep ìn de grond, in een slurry, in een caverne, stoppen.’’
In 1991 kwam het besef bij AkzoNobel dat het niet goed zat met sommige cavernes. Toen viel er totaal onverwacht een sink hole aan de Havenweg in Hengelo, een gat met een doorsnede van dertig meter en vijf meter diep. AkzoNobel had het niet zien aankomen, vertelt Pinkse. ,,We wisten niet dat het kon – het was heel vervelend. We hadden tot die tijd alleen glooiende kommen.’’
De boerderij tegenover het diepe gat werd opgekocht en afgebroken. AkzoNobel besloot een aantal putten versneld uit de productie te halen en cavernes voortaan niet meer zo groot te maken. Bij de cavernes vanaf 1980 bestaat geen instortingsgevaar.
De zwakkere cavernes worden één keer in de vijf jaar gecontroleerd met sonarapparatuur – veel te weinig vindt geoloog Peter van der Gaag. ,,Het is technisch mogelijk de cavernes voortdurend in de gaten te houden. Je wilt toch meteen weten als er iets aan de hand is?’’ Als het zoutdak van een caverne instort, duurt het volgens AkzoNobel nog vijftien tot twintig jaar voordat dat aan de oppervlakte te zien is. ,,Je hebt vijftien jaar om in te grijpen’’, aldus Pinkse.
Hij vindt niet dat er destijds fouten zijn gemaakt bij de winning. ,,Je denkt dat je iets weet, maar kennelijk weet je het niet goed genoeg. Het was het inzicht en de kennis van toen, de methode die de industrie op dat moment hanteerde.’’
Van der Gaag zegt: ,,Fouten… Het was onkunde, niet slim.’’ Volgens hem had AkzoNobel eind jaren 80 al kunnen weten dat de kans op instorting bestond: ,,Toen was in de literatuur en in de praktijk duidelijk dat er bij bepaalde cavernes meer kans was op instorting. Ik wist het in 1989, wat zeg ik, in 1987 al.’’
Wat de geoloog betreft staat vast dat er ,,iets’’ in moet, ter stabilisatie. ,,Het is aan de politiek en de bevolking of dat vliegas moet zijn of zand en cement of beton. Ik acht de kans op problemen op termijn met vliegas niet groot. De substantie hardt uit; zoutlagen zijn niet doorlaatbaar. De enige plek waar het mis kan gaan is bij de boorputten er naartoe. Misschien is zand dat vrijkomt bij grote werken een alternatief, of licht radioactieve grond die over honderd jaar niet meer gevaarlijk is.’’
Op de vraag aan Pinkse of bij een proef met vliegas in cavernes niet opnieuw het risico bestaat ‘dat je denkt dat je iets weet, maar kennelijk niet goed genoeg’, reageert hij: ,,Je weet niks zeker in het leven. We weten wel dat stabilisatie nodig is.’’
Als bewoner Van Dijk richting Hengelo fietst, merkt hij dat de weg ter hoogte van de plek waar het zinkgat viel, een stuk naar beneden gaat. Het wegdek is de afgelopen vijf jaar drie keer vervangen. De grond klinkt steeds verder in. Dat kan decennia zo doorgaan. Zelf denkt hij geen gevaar te lopen: ,,Ik woon bovenop een caverne, maar wel een stabiele. Ik heb wel buren bij wie ik de angst in de ogen zie als het gaat over het gat dat in 1991 ontstond.’’
AkzoNobel is producent van verf, coatings en chemicals met 46.000 werknemers in 80 landen – 5000 in Nederland. Zout is onderdeel van chemicals, met locaties in Hengelo, Delfzijl en het Deense Mariager.
In 1918 is in het Twentse Boekelo begonnen met zoutwinning, in 1933 is de winning verplaatst naar het vlakbij gelegen Hengelo. Jaarlijks wordt hier 2,5 miljoen ton zout geproduceerd. Een caverne levert 400.000 tot 500.000 ton zout per jaar.
Per jaar zijn er vijf tot zes nieuwe cavernes nodig. Akzo denkt deze hele eeuw nog zout te kunnen winnen in Twente, de komende tien jaar in de omgeving van Beckum en daarna vijftig jaar in de buurt van Haaksbergen.
Downloads
Download hier het artikel uit NRC Handelsblad