17 april 2014
'Ik red me wel'
Wim Röthengatter (86) Foto Ilvy Njiokiktien - NRC
Ondanks het gisteravond gesloten zorgakkoord moeten veel ouderen weer zelfstandig gaan wonen. „De regering wil het zo.”
Twello. Het zijn ‘de zusters’ die hij het meest mist, zegt W.J.H. (Wim) Röthengatter. Na negen jaar verzorgingshuis woont hij sinds vier weken weer zelfstandig in een aanleuningwoning in het Gelderse Twello. Nu is er niemand meer die hem ‘in de watten legt’ en ‘alles onder zijn neus zet’. Voortaan moet hij zelf boodschappen doen en zijn eigen ontbijt en griesmeelpap klaarmaken.
Mensen als Röthengatter zijn er veel; ouderen die zijn verhuisd of nog moeten verhuizen omdat het verzorgingshuis waarin ze wonen dichtgaat. „Een geldkwestie, hè. De regering wil het zo”, reageert Röthengatter. „Onaccept abel”, vindt hij dat. „O u de bomen moet je niet verplanten. Dat is niet goed. Daar kunnen ze niet tegen. Ik red me wel, maar zo is niet iedereen.”
Röthengatter, alleenstaand, 86 jaar, verhuisde destijds naar verzorgingshuis Martinushof in zijn geboortedorp omdat zijn huisarts vond dat hij niet langer alleen kon wonen na een operatie waarbij een nier met een kwaadaardige tumor was verwijderd. „Verhuizen naar een instelling ging toen redelijk gemakkelijk. Dat is in tien jaar tijd wel veranderd. Tegenwoordig moet je halfdood zijn voordat je wordt opgenomen”, zegt hij, zittend aan een kleine eettafel in zijn eenvoudig ingerichte woonkamer. „Voor die paar jaar die ik nog te gaan heb, vind ik het wel goed zo.”
Op de vensterbank orchideeën, een geranium en een bosje tulpen – „nep, hoor”. Voor het raam een fauteuil waarin hij zijn middagdutje doet en televisie kijkt. „Ja, ja, ik volg alles nog, het Journaal, elke dag.” Röthengatter heeft uitzicht op zijn oude woning, kamer 114 van de Martinushof. De gordijntjes hangen er nog. Binnenkort wordt zijn oude afdeling verbouwd tot verpleeghuis.
Het aantal ouderen met een indicatie voor een verzorgingshuis neemt snel af, constateert directeur-bestuurder Henk Jan van Essen van zorgorganisatie Trimenzo, waartoe de Martinushof behoort.
Het ‘indicatieorgaan’ –dat bepaalt welke zorg iemand nodig heeft en welke voorzieningen daarbij horen –mag ouderen met een lichtere zorgvraag niet meer naar een instelling sturen. Leegstand is het gevolg. Van Essen: „Cliënten wonen gemiddeld drie jaar bij ons. Dus reken maar uit, binnen drie jaar ben je al je inkomsten kwijt.”
Trimenzo besloot zorglocatie de Martinushof (48 bewoners) in drie fases geschikt te maken voor de snel groeiende groep ouderen die zware zorg nodig heeft die wel wordt vergoed.
Van Essen heeft geen moeite met de veranderingen, maar wel met het tempo waarin ze zich voltrekken. „Als er iets meer tijd zou zijn om de huizen af te bouwen, dan waren gedwongen verhuizingen en alle emoties die daarmee gepaard gaan, niet nodig geweest.”
Het bericht dat hij moest verhuizen, kwam in januari niet helemaal onverwacht voor Röthengatter. „We hadden er al een paar keer over vergaderd met de bewoners.” Hij legde zich neer bij het onvermijdelijke. „Ik ga er vanuit dat ik hier ook wel weer overheen kom. Gebeuren moest het toch.” Trimenzo betaalde de verhuizing.
Gelukkig kon hij in Twello blijven, waar zijn zus woont. Dan kan hij nog een paar keer per week op de fiets bij haar langs. Röthengatter: „Overdag dan, hè. Niet in het donker en niet als het regent.’’ Hij zegt het nog een keer: „Ik red me wel.”
Röthengatter vindt dat hij geluk heeft met zijn gezondheid, ook al mist hij een nier en heeft hij bronchitis. Hij is helder van geest, slikt „nog maar”drie tabletjes per dag: een bloedverdunner, een harttabletje en „,ja, wat was nummer drie ook al weer? Ze hebben allemaal van die gekke namen”. Hij doet alles met mate; niet meer dan twee glaasjes citroenbrandewijn per week – één op zondag als hij bij zijn zuster op bezoek gaat en één op woensdag tijdens de spelletjesmiddag. Toen hij nog rookte, gebruikte hij hooguit een pakje sigaretten en shag per week. „En ik ben altijd vrijgezel gebleven, hè. Ik kan doen en laten wat ik wil. Ik hoef aan niemand verantwoording af te leggen.”
Een kennis die over de verhuizing hoorde, is bereid een keer per week boodschappen voor hem te doen. Röthengatter: „Want dat lukt mij niet meer, ik heb geen auto, ik moet alles op de fiets doen.” ’s Ochtends en ’s avonds komt er iemand van de thuiszorg om zijn steunkousen aan en uit te trekken. Verder heeft hij een dag per week huishoudelijke hulp.
Röthengatter is een man van de klok. Als het uurwerk aan de muur half twaalf slaat, geeft hij aan dat de tijd dringt. Om twaalf uur wil hij graag eten in het restaurant van de Martinushof.
Elke dag nuttigt hij een warme maaltijd in het huis waar hij tot voor kort woonde, dat kost 9,65 euro per keer. Het restaurant is toegankelijk voor alle ouderen uit de omgeving, ook als het verzorgingshuis straks helemaal is omgebouwd. Al met al is hij voor zijn woning en verzorging nu goedkoper uit, schat hij in.
Dat ouderen tegenwoordig langer thuis moeten blijven wonen, vindt hij begrijpelijk. „Maar het houdt wel een keer op, hè. Dan ben je er gewoon aan toe ergens te worden opgenomen.”
Dan is het bijna kwart voor twaalf. Tijd om te gaan.
Downloads
Download artikel NRC Handelsblad